Vorige week heeft de AFM bekend gemaakt dat ze een boete van maar liefst 2 miljoen euro heeft opgelegd. De ongelukkige ontvanger van deze boete is de ABN-AMRO. De reden hiervoor was het nalaten om tijdig voorwetenschap openbaar te maken in 2016. Dit klinkt als een bewuste handeling vanuit ABN-AMRO, maar is het wel zo duidelijk wanneer soortgelijke informatie naar buiten moet worden gebracht?
Even terug naar het jaar 2016. Op 3 juli treedt een verordening van de EU in werking. Het gaat om de Market Abuse Regulation verordening (MAR) en ziet toe op het tegengaan van marktmisbruik. Een vast onderdeel met betrekking tot marktmisbruik is het welbekende ‘inside information’, ofwel de voorwetenschap. Dit is concrete informatie die, wanneer het openbaar gemaakt zou worden, significante invloed zou kunnen hebben op de beurskoers. Een beursvennootschap waarbinnen voorwetenschap bestaat moet kunnen garanderen dat deze informatie niet naar buiten komt (wat zo goed als onmogelijk is), of ze moet er voor zorgen dat het openbare kennis wordt. De reden hiervoor is om ervoor te zorgen dat er geen personen kennis bezitten ten opzichte van andere beurshandelaren.
We gaan weer terug naar 2019. In een uitspraak van de Rechtbank in Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2019:639) eerder dit jaar is er voor het eerst sinds de intreding van de MAR geprocedeerd over het openbaar maken van voorwetenschap. In die zaak was er sprake van een vaststellingsovereenkomst tussen een werknemer en de onderneming. Hierin was voor een flink bedrag aan optierechten voor de werknemer opgenomen. Wanneer zoiets ondernomen wordt, moet de uitgevende instelling vervolgens zelf een afweging maken en bepalen of er sprake is van voorwetenschap en of deze van dusdanige invloed zou kunnen zijn op de beurskoers. Als dat het geval is, moet zij overgaan tot publicatie van deze vaststellingsovereenkomst. Voor dit proces draagt de instelling ook zelf de verantwoordelijkheid. De AFM erkent dat er geen vaste formule bestaat om dit te bepalen en adviseert dan ook om bij twijfel de informatie altijd openbaar te maken, om flinke geldboetes te vermijden.
In de genoemde zaak bij de rechtbank Overijssel had de uitgevende instelling nagelaten tijdig de koersgevoelige informatie betreffende de vaststellingsovereenkomst en moest daarom een schadevergoeding betalen aan de werknemer. Hij kon namelijk de optierechten pas uitoefenen zonder gevaar voor straf- of bestuursaansprakelijkheid wanneer de voorwetenschap openbaar werd. De uitgevende instelling stelde dat ze dit heeft uitgesteld, omdat de werknemer nog veertien dagen bedenktijd had om eventueel terug te komen op de overeenkomst. Ondanks dit verweer oordeelde de rechter ook hier dat het nalaten om beursgevoelige informatie zo spoedig mogelijk te publiceren, in strijd is met de MAR en daarmee een overtreding oplevert.
Is er dan helemaal geen mogelijkheid om in uitzonderlijke situaties uitstel te krijgen voor het publiceren van de voorwetenschap? De MAR voorziet voor zulke situaties in een uitstelregeling. Deze wordt echter zeer terughoudend toegepast en kan pas gebruikt worden wanneer de rechtmatige belangen van de vennootschap waarschijnlijk en onmiddellijk benadeeld zullen worden bij openbaarmaking van de informatie. Dit moet dus uitermate sterk onderbouwd worden en laat daarmee zien dat de wens van de wetgever is om voorwetenschap zo snel mogelijk openbaar te hebben. Het is dus zeker aan te raden om het advies van de AFM te volgen en zelfs bij twijfel onverwijld over te gaan tot publicatie van beursgevoelige informatie.
Meer weten? Advies nodig? Neem contact op!
Dit was slechts een deel van wat wij u kunnen vertellen. Meer weten?
Wij antwoorden graag, neem vrijblijvend contact op!
Blog reactie
"*" geeft vereiste velden aan