Rechtspraak: Verzoek tot ontslag van bestuurders afgewezen

Op 13 juli 2015 heeft de rechtbank Amsterdam een uitspraak gedaan waarin zij het verzoek tot ontslag van bestuurders afwijst.

Upper Brook Companies en de  Libyan Investment Authority (hierna: LIA) verzoeken de rechtbank de bestuurders van de Nederlandse vermogensbeheerder Palint Stichting te ontslaan. De rechtbank wijst dit verzoek af op grond van artikel 2:298 BW.

Artikel 2:298 BW bepaalt dat:

  1. Een bestuurder die:
    • Iets doet of nalaat in strijd met de bepalingen van de wet of van de statuten, dan wel zich schuldig maakt aan wanbeheer, of
    • niet of niet behoorlijk voldoet aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank, ingevolge artikel 297, gegeven bevel, kan door de rechtbank worden ontslagen. Dit kan geschieden op verzoek van het openbaar ministerie of iedere belanghebbende.
  2. De rechtbank kan, hangende het onderzoek, voorlopige voorzieningen in het bestuur treffen en de bestuurder schorsen.
  3. Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder van een stichting worden.

De maatregelen van ontslag en het treffen van een voorlopige voorziening, zoals schorsing, zijn zeer ingrijpend en mogen slechts in bepaalde overduidelijke gevallen worden gebruikt. Met andere woorden: pas als er sprake is van een overduidelijke foute gedraging van de bestuurder en er geen twijfel over deze ontoelaatbaarheid bestaat mag een dergelijke maatregel worden toegepast.

Het verzoek om deze maatregel toe te passen dient te komen van het openbaar ministerie of van een belanghebbende.

Nu Upper Brook Companies en LIA gerechtigd zijn tot het vermogen kunnen zij worden gezien als belanghebbende in deze zaak en mochten zij dus het verzoek tot ontslag indienen.

Palint voert verweer tegen de manier waarop het besluit tot het verzoek voor ontslag is genomen en betwist de rechtsgeldigheid van deze besluiten. Palint voert onder andere aan dat het besluit tot ontslag niet zelfstandig kon worden genomen, maar slechts samen met de overige leden van de Board of Directors van LIA. Bewijs van voorafgaande goedkeuring van die overige leden ontbreekt. Ook de gebruikelijke handtekening van de secretaris onder het besluit ontbreekt.

Upper Brook Companies en LIA hebben hiertegen verschillende stukken in het geding gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank maken die stukken echter niet (voldoende) duidelijk dat de rechtsgeldigheid van de besluitvorming met betrekking tot het ontslag en de benoeming van de bestuurders van de Upper Brook Companies boven elke redelijke twijfel verheven is.

De rechtbank overweegt dan ook dat bij deze stand van zaken niet kan worden geoordeeld dat het handelen van de bestuurders van Palint (…) zonder meer strijdig is met de belangen van de investeerders en dus met de statuten van Palint. Nu evenmin is gebleken dat het gewraakte handelen van de bestuurders van Palint evident strijdig is met de wet en/of wanbeheer oplevert, ziet de rechtbank geen, althans niet voldoende, grond voor de door de Upper Brook Companies en LIA verzochte schorsing en ontslag van de bestuurders van Palint, noch voor het treffen van de verzochte voorlopige voorzieningen.

Het verzoek tot ontslag van Palint als bestuurder wordt dan ook afgewezen.

Vindplaats: Rechtbank Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2015:4381

Meer weten? Advies nodig? Neem contact op!

Dit was slechts een deel van wat wij u kunnen vertellen. Meer weten?
Wij antwoorden graag, neem vrijblijvend contact op!

Blog reactie

"*" geeft vereiste velden aan

Volledige naam*

Chat
1
Heeft u zakelijke vragen? Neem contact met ons op.