De franchisesector is een grote speler in de Nederlandse economie. Het telt maar liefst 326.700 banen, zorgt voor een jaarlijkse omzet van ruim boven de €30 miljard euro en is mede daarom een belangrijke bron van inkomsten én werkgelegenheid.
Wat het meest opvallende is aan deze welbekende wijze van ondernemen is dat de onderliggende franchiseovereenkomst geen bijzondere wetten en regels kent. Dit hoeft in theorie geen problemen op te leveren, maar in de praktijk blijkt dat de gemaakte afspraken niet altijd worden nageleefd en dat de franchisenemers hier de dupe van zijn.
Na een lange tijd van discussiëren tussen de betrokken partijen zonder een oplossing in zicht, is er voor gekozen om een wetsvoorstel in te dienen dat de franchiseovereenkomst definitief als bijzondere overeenkomst zal toevoegen aan Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Deze Franchisewet ligt op dit moment bij de Raad van State en zal naar verwachting tegen het einde van dit jaar naar de kamer gaan.
Inhoudelijk zal deze Franchisewet voornamelijk de relatie tussen de franchisegever en –nemer aan banden leggen, zodat de franchisenemer meer beschermd is tegen de (vaak grote) franchisegever. Deze bescherming zal voornamelijk terugkomen in vier onderdelen van de wet; de precontractuele uitwisseling van informatie, de tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst, de beëindiging van de franchisesamenwerking en het overleg tussen franchisegever en franchisenemers.
Een voorbeeld van hoe de bovenstaande onderdelen vorm zullen krijgen, is het toevoegen van een bepaling die stelt dat de partijen zich dienen te gedragen als een goed franchisegever en franchisenemer. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar is toch een noodzakelijke bepaling om ervoor te zorgen dat in de praktijk de partijen zich beter aan de overeengekomen afspraken houden.
Niet onbelangrijk zijn ook de voorwaarden die aan de post-contractuele fase worden gesteld door de franchisewet. Wanneer de franchiseovereenkomst eindigt en er geldt een non-concurrentiebeding, is deze slechts geldig wanneer het een maximale duur van één jaar bedraagt en de geografische reikwijdte niet groter is dan het gebied dat de franchisenemer mocht exploiteren ten tijden van de franchiseovereenkomst.
Een derde voorbeeld uit het wetsvoorstel ziet op de wijzigingsbedingen in de overeenkomsten. Er zal namelijk getracht worden eventuele wijzigingsbedingen in de franchiseovereenkomsten geheel te voorkomen, dan wel in te perken. Grote wijzigingen dienen aan een goedkeuring van het vertegenwoordigd orgaan van de franchisenemers te worden onderworpen. Met goedkeuring van slechts twee-derde van dit orgaan mag de franchisegever de wijziging doorzetten. Deze tussentijdse inspraak zal voor een veel betere machtsbalans tussen de partijen zorgen.
Om al deze bepalingen kracht bij te zetten, is er bij deze Franchisewet sprake van ‘dwingend recht’. Dit betekent dat er niet vanaf geweken mag worden ten nadele van de franchisenemer. Ook, wanneer zowel franchise gever als nemer Nederlandse partijen zijn, mag niet in de overeenkomst worden afgesproken dat een ander recht van toepassing is op dat contract. Mocht een bepaling uit de overeenkomst in strijd zijn met het recht uit de Franchisewet dan is dat beding dus vernietigbaar.
Wanneer deze Franchisewet daadwerkelijk ingevoerd wordt, zullen de franchisegevers in Nederland er goed aan doen om de lopende overeenkomsten dus goed na te kijken in het licht van de nieuwe verplichtingen.
Meer weten? Advies nodig? Neem contact op!
Dit was slechts een deel van wat wij u kunnen vertellen. Meer weten?
Wij antwoorden graag, neem vrijblijvend contact op!
Blog reactie
"*" geeft vereiste velden aan